Rijstkroketjes. (Indonesische kroketjes)

 

   * 100 gr.gekookte rijst,

* 100 gr. geraspte Goudse kaas,

   * 60 gr. bloem,

* 100 gr. gepelde (Hollandse) garnalen,

   * ca. 3 dl. kippenbouillon,

* 50 gr. boter,

   * citroensap,

* olie.

   * gelatineblaadje,

 


   Kook de rijst gaar en droog in water en zout. Smelt intussen de boter in een steelpan, roer er bloem door    en laat de roux al roerende ongeveer 2 minuten zachtjes pruttelen. Schenk - nog steeds roerende - beetje    voor beetje de bouillon toe en daarna een beetje citroensap. Blijf roeren, totdat het geheel een vaste roux    wordt, glad en gebonden. Zachtjes laten door pruttelen gedurende een minuut of drie. Haal de pan van    het vuur.

   Week intussen gelatineblaadje in ruim koud water totdat het zacht is. Verhit vervolgens in een pannetje    een kopje water en voeg daar de gelatine toe. Goed roeren totdat het een roux wordt. Roer daarna de    gelatine door de ragout. Roer de rijst, de kaas, de garnalen en een blaadje koriander door de ragout en    breng het geheel op smaak door toevoeging van wat zout en peper. Spoel een diep bord (of schaal) om    met koud water, doe de ragout erin en strijk de bovenkant glad; laat de ragout - afgedekt -  minstens 2    uur opstijven in de koelkast.

   Verdeel de ragout in 8 gelijke porties en vorm er - met twee lepels of met natgemaakte handen -    kroketten van. Klop in een diep bord een ei los met toevoeging van wat water. Strooi wat paneermeel    op een plat bord. Wentel de kroketten eerst door het ei en daarna door het paneermeel. Laat ze dan    goed "drogen". Verhit in een pan of een wok de olie tot 180 graden. Doe de kroketten erin en frituur ze    totdat ze lekker bruin worden. Laat ze vervolgens uitlekken in een vergiet en serveer ze direct.